Hoe een haas een koe vangt
Vraag vooraf
Je hebt in handen A V 5 A H 3 A B A H 7 5 3 en mag je zegje doen na links 2, weak two, gevolgd door tweemaal pas. Welke aanpak kies je om een optimaal resultaat te bereiken?
Het is vrijdagavond, kerstdrive op de club in de Achterhoek. Een deelnemersveld van verschillende sterkte aangevuld met enkele tot in het beenmerg doorgetrainde spelers. Na een aantal spellen te hebben toegekeken hoe de tegenpartij haar contracten uitbood en afspeelde, krijg je in de vierde hand de volgende verzameling toebedeeld:
A V 5 A H 3 A B A H 7 5 3
Terwijl je je bezint op hoe je deze hand gaat uitbieden en hoe je er zorg voor gaat dragen dat het spel in een Sans Atout-contract in jouw hand zal komen, verrast links je met een 2-bod, weak two. Na twee passen mag je jouw os presenteren. Dat is nog een niet al te vaak voorkomende puzzel. Geen 2SA, 16-18, dan maar 3SA? Maar als partner iets nuttigs heeft, kan het al gauw slem zijn. En met niets bij partner ga je in 3SA mogelijk al down na bijvoorbeeld een ruitenstart.
In arren moede besluit je tot een doublet. Onwaarschijnlijk dat partner 2SA of 3SA zal bieden met mijn schoppenbezit en als zij het wel doet, hebben we een superstop in schoppen. De tegenstanders doen er het zwijgen toe en partner biedt 3. Wat ben ik met mijn actie opgeschoten? Partner zal tenminste vier hartens hebben, maar hoeveel en van welke kwaliteit, en hoe kom ik daar alsnog achter? 4 is een stopbod. 4 lijkt een eventuele 5/3 harten fit uit te sluiten. 4SA is RKC voor een hartenfit, waarvan je nog niet zeker bent. 3 is diffuus, forcing maar voor wat?
Je realiseert je dat jullie afspraken hier geen oplossing bieden. Ik moet het doen met de zekerheid dat ik geen enkel idee heb wat de juiste actie is en doe het schot in het duister dat ik ook al meteen had kunnen doen. Ik bied 6SA en iedereen past. Toch heb ik meteen spijt van mijn actie, want de bridgewet luidt dat partner nooit de ideale kaart heeft.
Geheel tegen deze lage verwachting in zie ik echter partner deze kaarten op tafel leggen:
6 2 V B 9 7 6 10 9 7 6 V B
Even opletten dat ik het zorgvuldig plan, maar down zal ik niet gaan. De start is H, helaas niet de gehoopte schoppen.
Ik neem met het aas, cash A en VB, iedereen bekent dus beide kleuren leveren vijf slagen op. Opgelucht pak ik mijn 12 slagen mee en verzuim me af te vragen of er nog een overslag is te realiseren.
Kijk maar hoe: na de geschetste eerste vier slagen ga je met H terug naar de hand om de klaveren te incasseren, waarop in dummy twee ruiten en een schoppen worden gelost. Daarna steek je met 3 over naar dummy voor ook de laatste twee harten, waarop in de hand B en 5 verdwijnen. Gelet op de opening en de uitkomst zullen H en V links van je zitten.
Dit is dan de situatie als 9 wordt gespeeld:
W
N
O
Z
H 10
–
V
–
6
9
10
–
–
Niet belangrijk
–
–
A V 5
–
–
–
Zoals aangegeven wordt in de hand 5 afgegooid op 9 en zit west vast. V weg maakt 10 hoog en 10 weg laat H onder de A vallen en maakt V tot de dertiende slag. Bart Nab en Veri Kiljan waren de enigen die met deze uitkomst geconfronteerd werden en tot 13 slagen reikten, maar zij zaten in 3SA. Zes van de 11 paren – onder hen “Boris” – maakten eveneens 13 slagen in 3SA na schoppenstart in de vork, waardoor je nauwelijks meer hoeft na te denken. Twee paren stopten in de manche in harten. Eén paar maakte in 3SA na de start met H eveneens maar 12 slagen. De onverdiende top – want ik had immers de +1 gemist – was echter voor onze 6 SA. “Boris” won daarentegen de strijd om de prijzen, terwijl wij ternauwernood de poedelprijs ontliepen.
Wat dit spel mij leert, is dat zelfs de meest intensieve training en de op het hoogste niveau opgedane routine niet voor elke situatie lijkt te voorzien in een oplossing voor het beste resultaat. Zo houdt ook de modale speler een klein kansje op een positieve uitschieter, met een koortsig bod zonder voldoende onderbouwing. De kerstdagen heb ik aansluitend in bed doorgebracht met griep.