De krekel en de mier (IMP 6, 2017)
door Joost Prinsen
BRINK: ALTIJD LEUKER MET SJOERT ERBIJ
DRIJVER: IK BEN AL JAREN BEZIG HEM IN HET GAREEL TE KRIJGEN
DRIJVER: De moeilijkheid met Sjoert is dat hij geen enkel inlevingsvermogen heeft. Geen enkele empathie. Ook in het dagelijks leven niet. Hij kan zich domweg niet in een ander verplaatsen. Doet hij een bod, denk ik: wat betekent het in Godsnaam? Maar als jij een bieding doet en er is veertig procent kans dat je maat het niet begrijpt, dan is dat per definitie een slecht bod. Want zoiets kan rampzalig aflopen.
BRINK: Ik denk: het is glashelder wat ik doe. Hoe is het mogelijk dat hij het niet begrijpt? Hij is toch Bas Drijver. Ik zet hem vóór en hij hoeft hem alleen maar in te koppen. Simon de Wijs zei: “Bas is een ideale partner voor je. Want in tachtig procent van de gevallen begrijpt hij dat maffe bieden van jou”. Kan zijn maar het liefst zou ik toch met mezelf spelen want ik beschouw mezelf als de ideale partner. Ik zit altijd relaxt aan tafel, een geintje tussendoor, wie wil daar nou niet mee spelen?
DRIJVER: Van deze man is mijn financiële toekomst afhankelijk. Je wenst het je ergste vijand niet toe.
BRINK: Kom kom Bas, het is altijd leuker met Sjoert erbij. Dat moet je onderhand weten, hoe lang ken je me nu?
DRIJVER: Sinds 1994.
BRINK: Klopt! We leerden elkaar kennen in 1994 bij de training van Frans Borm voor spelers onder twintig. Ik was dertien en speelde met mijn broer Niek die een paar jaar ouder is. Ik ben de beste hier, dacht ik al gauw. Kwam Bas met Tom, ook een oudere broer. Ik dacht: ai, die Bas kan het ook. Dat was even slikken natuurlijk.
DRIJVER: In ’99 zijn we samen gaan spelen. Het liep niet echt met mijn broer, hij zei het bridge vaarwel en de broer van Sjoert ging met een ander spelen. Zodoende. In de meesterklasse speelde ik met Simon de Wijs, we probeerden ook in het nationale team te komen. Maar in de jeugd dus met Sjoert. Twee jaar later heb ik de handdoek gegooid want ik werd stapelmesjogge van die kerel. Deed de raarste dingen, onberekenbaar. En niet alleen aan tafel. In 2001 spelen we het WK voor junioren in Rio. Was hij een nacht zoek want verliefd op een of andere Braziliaanse juffrouw.
BRINK: Anna Paula! Geloof het of niet maar er heeft nog een foto van haar in IMP gestaan.
DRIJVER: Ging hij zich bij haar thuis nog voorstellen aan haar ouders, geloof ik. Hoe gek wil je het hebben. En aan tafel die onbegrijpelijke Brinkkaartjes gooien. Ik kon er niet meer tegen.
BRINK: Toch speelden we in 2002 nog een keer samen in Salt Lake City bij een soort Olympiade voor de jeugd, voorafgaand aan de Olympische Winterspelen.
DRIJVER: Een eenmalig gebeuren. We speelden voor Noord-Europa met een paar Denen als nevenpaar. Sjoert was nog geen 21 en moest onder begeleiding het café binnen. Als er al drank te krijgen was bij die Mormonen. Een bizarre situatie. Maar aan tafel liep het niet, al hebben we daar nog wel gewonnen. We zaten meer tegen dan mét elkaar te spelen. Kwam het laatste spel van het toernooi. Toen ik de laatste kaart legde, zei ik: “Sjoert, let goed op. Want dit is de laatste kaart die ik in mijn leven met jou speel.”
BRINK: Ging ik verder met Erik Oltmans. Daar had ik al vaker mee gespeeld. Dat was een losse manier van bridgen. Dacht hij: het zou weleens drie sans kunnen zijn, dan bood hij dat. Ik voelde me op mijn gemak. Maar na een paar jaar stopte Erik ermee. Ging zich toeleggen op de beurs. Ben ikzelf trouwens ook niet afkerig van, de beurs.
Toen ben ik met Ricco van Prooijen gaan spelen. Prima speler maar hij was me te braaf. Vier-vier fit hoog en genoeg punten? Dan werd het contract vier hoog. Geen sprake van dat er eventueel drie sans geboden kon worden. Hij wilde ook aldoor winnen, Ricco. Ik wil graag wat gezelligheid aan tafel. En na afloop een biertje erbij. Ontspannen. Dan speel ik ook het beste. Neem Bauke en Simon, geweldige spelers, geweldig paar. Maar allebei eenlingen. Dat zou ik niet goed kunnen. In zo’n sfeer presteer ik niet goed. En Ricco was niet zo’n uitgaanstype. We hadden ook te veel ups en downs. Vooral downs. Behalve in 2004 bij de Olympiade in Istanboel. Ik debuteerde daar in het nationale team. Ricco speelde uitstekend, we haalden zilver met ons team. Maar het was eigenlijk onze enige up, ik voelde me toch niet honderd procent aan tafel. Dus in een gesprek heb ik dat partnership beëindigd. Ik heb Ricco ook een brief geschreven om mijn redenen nog eens uiteen te zetten. Erg inlevend, voor mijn doen dan.
DRIJVER: Ontroerend. Ik speelde ook in Istanboel. Met Maarten Schollaardt. Want Simon en ik gingen uit elkaar na een dameskwestie. Zoiets kan gebeuren. Ankerpaar in Istanboel waren Jansma-Verhees. Zij waren domweg het beste paar.
Maarten en ik hebben daar niet zoveel gespeeld. We waren het zwakste paar. Anton Maas, de coach, kwam naar me toe: “Als je met Maarten blijft spelen, blijf je toch een beetje het derde paar van het team”. Daar had ik natuurlijk geen zin in. Ik voelde wel dat ik met hem de top niet zou halen. Al moet ik zeggen dat Maarten de laatste jaren heel goed speelt. Maar toen ging het niet geweldig.
BRINK: Dus wie bleef erover?
DRIJVER: Sjoert Fucking Brink.
BRINK: Altijd leuker met Sjoert erbij!
DRIJVER: Eind 2005 hernieuwden we ons partnership. We debuteerden in 2006 op de Rosenblum, een soort Open WK, in Verona. In de achtste finale krijgt Sjoert een akkefietje met zijn schermmaat. Vloeide een protest van ons uit voort. Sjoert gaf ons weinig kans maar je kent Anton Maas. Is er één procent kans op winst, gaat hij er voor honderd procent tegenaan. We hadden misschien beter moeten weten want Sjoert bleef maar zeggen dat een protest waarschijnlijk niet zoveel zin had. ’s Avonds laat moesten we voor de commissie verschijnen. We hebben uren zitten wachten. Zegt Sjoert vijf tellen vóór we binnen gingen….
BRINK: Ik zeg “Jongens, het is aan tafel misschien niet helemaal precies zo gegaan als ik jullie verteld heb”.
DRIJVER: We waren kansloos. Anton Maas laaiend, ik laaiend. We kwalificeerden ons natuurlijk niet voor de volgende ronde. Konden we in het parentoernooi gaan ballen. We haalden de halve finale nog. Maar Sjoert kon het niet meer opbrengen en ik was ook niet meer in topvorm.
BRINK: Haalden we vijfendertig procent. We dronken er maar een biertje op. Maas was helemaal ontdaan. Zegt hij: “Hoe kunnen jullie hier vrolijk zitten drinken met vijfendertig procent. Mijn God, víjféndértíg prócént, hoe kan iemand dat halen”? Gevolg was wel dat we daarna niet mee mochten naar het EK in Warschau.
DRIJVER: Toen heb ik tegen Sjoert gezegd: “Luister, we gaan voortaan alle wedstrijden winnen. Meesterklasse, clubavondje, wereldkampioenschap, weekendtoernooi, maakt niet uit. Wij gaan voor de winst.”
BRINK: Dat heb ik precies een week volgehouden.
DRIJVER: Dat bedoel ik nou. Ik probeer al tien jaar die man in het gareel te krijgen. Dat hij zich een beetje normaal gedraagt. Dat hij er niet van die onbegrijpelijke bodjes tussendoor gooit. Laatst dacht ik: ik moet daarmee ophouden want ik word er niet gelukkiger van. Het is wel een stuk rustiger nu.
BRINK: Toch gaat het de laatste jaren veel beter. Anders haal je toch niet de resultaten die we gehaald hebben. Ik werd wel bang dat ik niet meer in het nationale team zou komen dus op de vrijdagtrainingen ging ik er ook meer voor zitten. Maar het is zoals ik zei: ik hou van een ontspannen sfeer aan tafel en in de ploeg. Vrienden onder elkaar, dat is belangrijk voor me.
DRIJVER: Begrijpelijk, je trekt een groot deel van het jaar met elkaar op, dan wil je het toch ook een beetje gezellig hebben. Als paar en in de ploeg. Dat speelt natuurlijk ook een rol bij de samenstelling van het nationale team.
BRINK: We hadden ons op een gegeven moment ontwikkeld tot het beste paar van Nederland. Dan wordt er bij die samenstelling ook wel rekening met je gehouden.
DRIJVER: In 2010 spelen we het EK in Oostende. Jansma-Paulissen waren daar ons beste paar, brachten de meeste punten binnen. Maar de sfeer in het team was niet goed en dat speelt gewoon niet lekker. Daar heeft Anton later met Sjoert en mij over gesproken. Dan geef je je mening, maar wat hij daarmee doet, weet je niet natuurlijk.
BRINK: Natuurlijk houdt hij daar rekening mee.
DRIJVER: Misschien wel, misschien niet. Feit is dat het jaar daarna bij het WK in Veldhoven Jansma-Paulissen hadden plaats gemaakt voor Verhees-Van Prooijen.
BRINK: Die hebben daar toen wel het toernooi van hun leven gespeeld. We werden wereldkampioen. Ze zijn daarna nooit meer zo goed geweest.
DRIJVER: Toch haalden we het jaar daarna nog zilver bij het EK in Dublin.
BRINK: Dat is waar. Trouwens het beste bewijs dat ik een ontspannen sfeer nodig heb. Vroeger was het tijdens een toernooi: er wordt niet gedronken en iedereen vóór twaalf uur naar bed. Maar Dublin was gezellig. Goede ambiance, leuke bar, leuke meiden, living the fast lane, mijn soort toernooi. Monaco won met Fantoni-Nunes in de gelederen dus eigenlijk hebben we daar ook goud gewonnen.
DRIJVER: Fantunes: altijd perfect in de verdediging. Dat kan helemaal niet want daar is verdedigen veel te moeilijk voor. Sjoert en ik hebben bakken punten weggegeven in de verdediging: verkeerde start, foute switch, verkeerd begrepen signaal. Dus als een paar vooral in de verdediging scoort, word ik wantrouwend.
BRINK: Ik sprak een keer Giorgio Duboin. Hij zegt: “In de jeugd waren we in Italië met ongeveer twintig paren. Bij toernooitjes werden Fantoni-Nunes altijd zestien of zeventien. Maar ineens gingen ze alles winnen. Dat kan toch niet? Dat is geen zuivere koffie”. Maar ja, dat hele Italië van signora Lavazza. Wat daar allemaal gebeurd is, daar zullen we wel nooit achter komen.
DRIJVER: Dat heeft ook met de volksaard te maken. Speel je in Nederland vals dan ben je uitschot. Doe je het in Italië of Bulgarije: slim! Het is domweg te makkelijk om vals te spelen. Kijk, van een Fisher-Schwarz wist je het gewoon. Die speelwijzen waren te afwijkend. Maar bij veel anderen aarzel je. We zijn gewoon te naïef geweest. Het is nu redelijk opgeschoond, denk ik.
BRINK: Er gaat veel geld om in het bridge, daar komt het ook door natuurlijk. Je kunt als prof op een hoop plekken in de wereld terecht. Wij hebben in Rusland gespeeld en nu vooral in de Verenigde Staten en China.
DRIJVER: In China spelen we om het landskampioenschap. De meesterklasse is er veel sterker dan bij ons want er doen veel buitenlandse toppers mee. Kalita-Nowosadski en Buras-Narkiewicz om er een paar te noemen, sterke Polen. Zestien teams van profs en ieder team moet verplicht gesponsord zijn. Wij hebben de pech dat onze sponsor meespeelt, dat is daar niet de gewoonte. Je speelt drie keer één week, tenminste: als je je plaatst voor de volgende ronde. Gaat met getrapte systemen en herkansingen waardoor je ook niet precies weet wanneer je weer naar huis mag vliegen. Lastig allemaal.
BRINK: We hebben ons geplaatst voor de halve finale in juli. En daarna spelen we in Amerika. Dat betaalt wat beter trouwens. Ik ga niet vertellen hoe al die contracten er precies uitzien. Maar één ding: die tonnen die ons worden toegeschreven, halen we lang niet. Ja samen, een ton de man dus. Daar hou ik niets van over. De fast lane is niet gratis.
DRIJVER: Je kunt er best wat van overhouden, ik tenminste wel. Je kunt ook best meer verdienen. Maar als je voor Zimmermann in Monaco gaat spelen, moet je daar vier maanden per jaar gaan wonen. Dat kun je doen als je alleen bent, net als Multon. Maar wij hebben kleine kinderen. Bovendien mag je zoveel jaar niet meer voor je eigen land uitkomen.
BRINK: Dat zou mij niet uitmaken. Als er goed betaald wordt, wil ik bij wijze van spreken wel ieder jaar voor een ander land spelen.
DRIJVER: Onzin. Neem die jongens van Lavazza. Die moeten in India spelen en weekendtoernooitjes en met de signora op pad. Ze verdienen goed maar ze zitten dag en nacht met de kaarten in de hand. Of neem Huub Bertens. Die verdient veel meer dan wij. Woont in het noordwesten van de Verenigde Staten en vliegt iedere week ergens naar toe: nationals, regionals, locals, lessen. Dat kun je allemaal doen als je geen kleine kinderen meer hebt. Maar ik wil mijn kinderen zien en ik sport graag.
BRINK: Huub Bertens! Daar heb ik nog aardig wat van opgestoken. Ik was student in Tilburg toen hij daar nog woonde. Zei hij: “Je hebt AVx op tafel en drie kleintjes in de hand. Hoe speel je?” Makkelijk zat: kleintje naar de aas, terug naar de hand, kleintje naar de vrouw. Zei Huub: “Ik niet. Ik speel een kleintje van tafel onderuit. Even kijken hoe die klanten daarop reageren”. Dat soort aardigheidjes.
DRIJVER: In Amerika speelden we voor Zagorin, een commodity trader. Een onduidelijk soort tussenhandel. Hij heeft ons ontslagen want zijn zaken marcheren niet meer als gewenst. Maar ja, wij hebben hem ook weleens bedankt. We kregen ooit een aanbod voor het dubbele met een contract voor twee jaar.
BRINK: Van mevrouw O‘Rourke. Speelde helaas lang zo goed niet als Daniel Zagorin. Maar altijd nog beter dan sommige anderen. Er zijn sponsors bij van wie je je afvraagt: wat doen ze hier eigenlijk? Misschien willen ze alleen maar thuis op de club kunnen vertellen dat ze een National hebben gespeeld.
DRIJVER: Bauke en Simon zitten daar in het team van een vrouwelijke sponsor. Mevrouw heeft een 4-2-4-3 verdeling met 12 punten. Rechts: 1 ruiten, mevrouw: 3 ruiten! Tja, ze dacht dat haar maat geopend had en wilde hem steunen. Ze hebben met die dame op de Summer Nationals ooit de kwartfinale gehaald. Veruit de mooiste prestatie uit hun hele carrière! Maar hoe leuk is bridgen nog met zo iemand in het nevenpaar? Die spagaat tussen willen verdienen en willen presteren, dat is lastig hoor.
BRINK: Dat is ook de kern van het probleem met het nationale team.
DRIJVER: Precies. We spelen dit jaar niet mee in de Bermuda Bowl in Lyon. Daar is enige beroering over. Begrijpelijk. Ik vertel je precies hoe het gegaan is. Begin vorig jaar kwam Anton Maas naar ons toe. Hij zegt: “Er staan dit jaar twee belangrijke toernooien op het programma: de EK in Boedapest en de World Bridge Games in Wroclaw”.
BRINK: Wij zeiden: “Akkoord, we spelen er één en jij mag kiezen. Anton koos het EK in Boedapest. Maar tijdens dat toernooi zegt hij: “Kunnen jullie Wroclaw ook niet spelen? Dan mag je volgend jaar de Bermuda Bowl in Lyon overslaan”.
DRIJVER: Dat had te maken met de subsidie van het NOC-NSF, die wilde hij veiligstellen. Goed, Nederland werd derde in Boedapest en we wonnen Wroclaw. Dat betekent dat we twee keer twee weken, ofwel een maand, voor bijna niets ons beroep hebben uitgeoefend, want bridgen ís ons beroep. En spelen voor het nationale team is niet echt lucratief. We spelen graag voor het Nederlands team, geen misverstand daarover. Je speelt met nevenparen die kunnen bridgen, dat is al geweldig. En bovendien hebben we onze reputatie toch vooral te danken aan de resultaten met Oranje.
BRINK: Ons kwam dat verzoek van Anton wel goed uit want Lyon is in augustus. En de eerste week van het toernooi daar valt samen met de laatste vakantieweek van onze kinderen. En in de eerste weken van hun vakantie zijn we al aan het bridgen.
DRIJVER: Reken maar mee: in juli spelen we de halve finale in China, we spelen de Yeh Cup in Tokio en de Summer National in Toronto. We zijn die maand nauwelijks een dag thuis. In China hebben we een vast contract. En we hebben een nieuwe sponsor voor de Nationals. We spelen in een Pools team met ondere andere Pepsi. China en Amerika zijn samen een groot deel van ons jaarlijkse inkomen. We hebben Anton nog aangeboden om in Lyon de tweede week mee te spelen. Maar dat is lastig want je kunt de twee andere paren niet met de hele round robin opzadelen. Kun je zeggen: laat Tokio schieten. Maar we worden betaald om daar te spelen en er is flink prijzengeld. We gaan niet een betaalde klus laten lopen voor een onbetaalde. Dat kun je niet ieder jaar van ons eisen.
BRINK: Zo is het. Want mijn hypotheek moet ook worden betaald. Ik wil de komende vijf jaar een ton aflossen!
DRIJVER: Een ton? Hoe dan? Je houdt nooit wat over.
BRINK: De beurs, meneer, de beurs. Ik denk dat die gaat zakken dus als ik mijn geld nu eens à la baisse ga beleggen. Daar moet toch ieder jaar zo’n twintigduizend mee te verdienen zijn. Kan ik rond mijn veertigste een ton afbetalen!
DRIJVER: Oh mijn God, en met deze man moet ik nog jaren verder.