JAWS in Budapest
Als je de naam Jaws ergens tegenkomt, dan denk je waarschijnlijk aan de filmserie over de ‘great white’, waarvan het eerste deel al in 1975 op het doek verscheen, bijna 50 jaar geleden dus. Maar filmkenners zullen zich Jaws ook herinneren als de bijna 2 meter 20 lange boef met het stalen gebit, die in de James Bond film ‘The spy who loved me’ (1977) en later ook in ‘Moonraker’ (1979) ten tonele verscheen.
De acteur Richard Kiel maakte op mij als jochie van twaalf een behoorlijk angstaanjagende indruk met dat stalen gebit. Ik heb het, zover ik het me herinner, weten te verwerken zonder er een jeugdtrauma aan over te hebben gehouden.
JAWS in actie
Groot was mijn schrik echter toen wij in 1995 in Budapest een bridgetoernooi speelden en Jaws doodleuk bij ons aan tafel ging zitten. Zijn benen waren zo lang dat hij deze, zelfs enorm gebogen, niet onder de tafel kreeg. Zijn knieën staken om die reden aan twee kanten boven de ronde tafel uit. Je kon er met gemak twee biddingboxen op kwijt, maar we wilden de zaak nog niet op de spits drijven. Hij had 13 kaarten in een hand, zonder dat je ook maar een glimp van de achterzijde kon opvangen. Formaat kolenschoppen XXL.
Ondanks dat ik vier talen redelijk spreek en dus officieel een polyglot ben (mijn vriendin Gabriella spreekt er zeven waardoor ik ineens weer niet heel veel voorstel), kon ik geen chocolade maken van de taal die deze tegenstanders bezigden. Ik had werkelijk geen idee waar de mannen vandaan kwamen. Ze spraken op een manier, waarbij het leek of ze de hele tijd fikse ruzie hadden.
Je kent dat wel, zo’n intonatie waarbij de een nog geld van de ander leek te krijgen, terwijl de ander op zijn beurt woedend tetterde dat hij dat verleden week al had terugbetaald en dat dit gezeik erover maar eens afgelopen moest zijn. Nee, het was zeker geen Italiaans of Roemeens. Ik wist de naam van de acteur in die tijd nog niet en een smartphone met Internet bestond toen alleen nog in Science Fiction films. Nadat het geruzie (over de spellen van de vorige tafel?) een beetje afzwakte, konden wij aan ons eerste spel beginnen.
Na een inverted minor biedverloop was ik leider geworden in 3SA. Jaws kwam uit met H, waarop oost, na het spel uitvoerig bestudeerd te hebben, een mysterieuze 4 bijspeelde. De kaart draaide daarbij een kwartslag toen hij deze met een vreemde beweging op tafel wierp. Dat toneelstuk betekende ongetwijfeld iets, maar ik had geen zin om ernaar te vragen. Ik liet H uiteraard vlotjes houden.
De reus ging puffend en zuchtend in de denktank, waarbij hij rumoerig op zijn stoel draaide. De eerdergenoemde biddingboxen zouden daarbij zeker niet overeind gebleven zijn, mochten wij deze inmiddels toch op zijn knieën geplaatst hebben. Jaws vertrouwde het zaakje uiteindelijk niet en schakelde na nog wat gepuf en gezucht over naar 4. Ik legde V in dummy en Kiel veerde op. Als zijn partner kon nemen en schoppen naspeelde, dan kon hij later aan slag met H daarin een paar slagen oprapen.
Maar V won de slag en ik speelde 10 voor uit dummy die doorliep naar de heer van west. Goliath begon nu zelfs een beetje te mompelen in zichzelf (waarschijnlijk overwoog hij schoppen te spelen), maar legde vervolgens 6 op tafel. Toen ik 10 in dummy probeerde kon Jaws het niet nalaten zijn stoel luidruchtig naar voren te schuiven, om zijn partner bij de les te krijgen. “Neem de slag en speel schoppen”, kon je van zijn houding aflezen. Ik nam echter met B en liet nu B razen. Weer een teleurstelling want oost kon ook deze slag niet nemen. Toen ik even later de ruitensnit herhaalde en de rest van mijn slagen opraapte, vroeg ik aan oost, terwijl ik iets vooroverboog, of hij misschien B had, de kaart waar het spel voor de verdediging om draaide.
De kolos ontvlamde en sprong op van zijn stoel, daarmee de tafel ernstig aan het wankelen brengend, waardoor drie van de vier biddingboxen op de plavuizen belandden. Net voordat hij zijn partner over tafel kon trekken, sprong mijn partner tussenbeide om uit te leggen dat ík degene was die B had en de eerste slag vlot had gedoken. Na een diepe zucht verscheen er een glimlach op zijn gezicht en met een donkere stem zei hij in gebrekkig Engels: “Dat heb je grappig gespeeld”. Fijn als mensen van dat formaat dezelfde humor hebben…Toen ik later ontdekte dat Richard Kiel een Amerikaan was, moest de speler haast wel een ‘look a like’ geweest zijn, anders hadden deze Amerikanen wel een erg vreemd accent!
Prachtig verhaal! Ik zie hem nog de kabel van de kabelbaan doorbijten.
11 slagen 50%?
Hoi Ron, Nee het was ruim boven het midden. Als er samen meer dan 30 punten zijn, zitten er altijd mensen in slem. De kans dat het Richard Kiel was, was wél 50%; hij was het wel of hij was het niet :-).
Doet me denken aan Terrence Reese, Marcel, alleen met verschillend doel.