In memoriam Peter Sisselaar
Amstelveen, 30 augustus 2017. Peter Sisselaar was een man voor wie de Nederlandse taal het woord ‘kleurrijk’ heeft uitgevonden. Dat was hij in het dagelijks leven en ook aan de bridgetafel. Zo formeerde hij ooit een bridgeteam met onder anderen Hans Kreijns, waarmee hij inschreef voor de Olympiade senioren namens de Nederlandse Antillen. Bijzonder was dat er niet één Antilliaan in het team zat. Peter had zich het recht van deelname verworven door aan de voorzitter van de Antilliaanse Bond de achterstallige contributie van alle leden te betalen: “En dan formeer ik meteen een team, zodat ook uw Bond op de Olympiade vertegenwoordigd is.”
Aan de kaarttafel was zijn gedrag, laat ik zeggen: ‘afwijkend’. Ik ben een tijdlang zijn partner geweest in een maandelijkse kroegdrive in Hoppe op het Amsterdamse Spui. De wedstrijd kon niet beginnen voordat Peter het lied van Tom Poes en Ollie B. Bommel ten gehore had gebracht:
Lieve kinderen in de zaal
Jullie kent ons allemaal:
Tom Poes en Olie B. Bommel
Waarbij hij mij de rol van Tom Poes opdrong en me na afloop vermanend toesprak als ik de juiste gebaren was vergeten. Tussen de ronden door moest er gezongen worden over zijn tante die op kranten sliep: “Om het kleed te sparen, die halve gare”. En als hij een manchecontract had binnengehaald, hief hij het lied aan van zijn oom die in China woonde:
Hij draagt een kimono van lichtblauwe zij
En als hij die aantrekt dan zingt hij erbij:
Wik wak wokkie hoera!
Dit werd in het café – men kende hem – steeds goedmoedig aangehoord. Lastiger had ik het tijdens bieden en spelen. Dat hij iedere geslaagde snit vergezeld deed gaan van zijn mantra: “Een snitje hier, een slagje daar, de naam is Peter Sisselaar”, was tot daaraan toe. Maar het viel niet altijd mee begrip op te brengen voor zijn homemade conventie ‘het Sisselaars cuebid’. Rechts: 1♥, Peter 2♥; om uitleg gevraagd zei hij naar waarheid: “Gaat gegarandeerd vier down”. Dat ging hij dan ook, soms ongedubbeld. Als er dan voor de tegenstanders een manche in zat, was zijn avond goed. Dat het cuebid veel vaker kostte, nam hij graag op de koop toe. Nog kostbaarder was zijn redoublet, telkens als hij voor straf gedubbeld werd. Immers: “Een Sisselaar laat zich niet doubleren”. Dat principe kon erg in de papieren lopen.
Wel heel apart was zijn helptruc. Na het bieden 1SA (Peter)-3SA (ik) zat de dame of heer links van hem vaak lang te denken over de start. De volgende dialoog ontspon zich:
Peter: Het bieden gaf weinig weg over onze kaarten, hè mevrouw?
Dame: Inderdaad, meneer.
Peter: Als u maar wist wat voor kaarten ik had, dan zou het een stuk makkelijker voor u worden, nietwaar?
Dame: Dat klopt, maar helaas ken ik uw kaart niet.
Peter: Kijkt u gerust even.
En vervolgens liet hij al zijn kaarten zien. Meestal aan een tegenstander voor wie het besturen van de eigen dertien kaarten al een opgave was. Met de dertien van Peter erbij raakte zo’n speler doorgaans geheel de weg kwijt. En gaf de start het contract weg: “Wik wak wokkie hoera!”
Never a dull moment inderdaad. Zijn gedrag voor partners en tegenstanders was overigens steeds uiterst hoffelijk. Toen ik een meneer na een spel vertelde dat hij misschien beter eerst troef had kunnen trekken, nam Peter me apart: “Die mensen willen een gezellige avond. Les krijgen van Joost Prinsen hoort daar natuurlijk niet bij mijn jongen. Niet meer doen hoor!”. In al die jaren heb ik hem nooit een onvertogen woord horen zeggen. Evenmin heb ik hem ooit een glas sterkedrank zien drinken. Vroeger was hij te vaak bij Koning Alcohol op audiëntie geweest, dus hij had de drank afgezworen en hield zich daaraan de rest van zijn leven, iets waar ik de grootste bewondering voor had.
Ik kan me overigens niet herinneren dat ik ooit met hem iets gewonnen heb. Dat zit er met dergelijke conventies niet in natuurlijk. Maar men heeft principes of men heeft ze niet. Ik kan me evenmin herinneren dat ik ooit de rekening heb mogen betalen, hoezeer ik daar ook op aandrong. “Dat kunnen wij een arme artiest niet toevertrouwen”, zei hij dan. Hij was een gul en gulhartig mens. Jaren geleden belde hij me op: “Jij zit toch in de theaterbusiness? Nu is er met de herfstvakantie weer niets te doen voor de jeugd hier in Amstelveen. Dus ik heb het theater afgehuurd. Als jij nou een leuke voorstelling weet voor de hele familie, dan brengen we die de komende week hier uit. Ik hoor wel van je.”
Leuke man. Fantasievol. Genereus.
Hij dook een leven lang op bij alle mogelijke toernooitjes, niet zelden als medesponsor van het een of ander. Toen de mobiliteit hem in de steek liet, bleef hij tot het einde toe op Step zijn eigenwijze spelletje spelen.
Deze maand overleed Peter, 83 jaar oud. Hij is in stilte begraven. Niks voor hem eigenlijk.
Joost Prinsen